Hij gaat nu naar een
andere school.
De soep smaakt helemaal
anders nu.
Ander(e)
*Ander/andere is een
adjectief. Je gebruikt het voor een nieuw, verschillend ding.
Aan de
andere kant van het huis vind je zijn auto.
Hij woont nu in een
ander dorp.
Hij spreekt een
andere taal.
*Je kan het natuurlijk ook over
een andere persoon hebben.
Hij heeft nu een
andere vrouw.
*Andere kan ook een
substantief zijn, als je verwijst naar een persoon of een groep personen die verschillen van de eerste groep.
Wie met de bus gaat, moet hier gaan staan. Alle
anderen komen met mij mee.
Ik help deze man. Kan jij die
andere gaan helpen?
voorbeelden van ander(e) in context
Anders
*
Anders is een bijwoord. Je gebruikt het om verschillen uit te drukken.
De soep smaakt
anders nu.
Hij gedraagt zich
anders dan vroeger.
*
Anders kan ook betekenen 'in het andere geval'.
Je moet nu luisteren,
anders word ik kwaad.
voorbeelden van anders in context